donderdag, mei 15, 2008

Terugblik.

We waren pas net wakker.
Ze was door de open voordeur naar buiten gewandeld terwijl ik iets met kabeltjes en vuilnisbak deed.
Niet dat dat raar was, want we hadden een luikje, dus dat wandelen deed ze vrij vaak.

Een half uurtje later werden we gebeld door een brandweerman.
Hij had haar van de weg gehaald, ze lag daar zo alleen.
Suzy was de enige van de drie die nog een kokertje had. Of liever, van wie het kokertje nog een papiertje met onze namen bevatte. De grote en de kleine man waren die al in de eerste weken buiten spelen kwijtgeraakt. Nu waren ze gechipt, dat wel. Maar daar stond geen nummer op wat voorbijrijdende brandweermannen konden lezen.

Zelden rende ik zo snel om ons blok heen.
Maar wat ik eigenlijk al wist bleek maar al te waar.
Ons Suzy was van ons heengegaan.
Brutaal over het hoofd gereden door een automobilist met haast, want de brandweerbeller had haar enkel opgetild. Fijn voor haar waarschijnlijk, want echt geleden heeft ze waarschijnlijk niet, een katte hoofdje versus auto banden is een uitgemaakte zaak. We namen haar mee naar huis en ik moest werken.
Terwijl ik op de vereniging het klushok plunderde om een kruisje te timmeren belde ik Lyka, die snikkend in Papa P. zijn armen kroop. Moeders aan de telefoon zijn precies wat ze zijn, aan de telefoon. Papa's naast je zijn dan stukken beter.

Suzy werd begraven in onze net ingezaaide tuin.
Ze heeft een mooi grafje in dat wat het bloemen perkje gaat worden. Of de moestuin.
Hoe normaal het was om haar mee naar huis te nemen, op te stillen, in te wikkelen, zo raar was het nu om haar te begraven, zoveel uren na haar dood.
In mijn vorige-vorige huis was ze aan komen lopen. Oorspronkelijk van een van de buren geweest had ik er ineens een kat bij. Toen van de twee die ik er toen had er eentje overleed en de ander wegliep en niets meer van zich liet horen had ik enkel Suzy nog over. Maar echt close werden we niet. Waar ik mijn andere mormels had vanaf de geboorte had ik bij haar niet eens een idee hoe oud ze was. Ze was ongrijpbaar, soms aanhankelijk, soms juist helemaal niet.

Nu ze er niet meer is zie ik pas hoe dat veranderd was.
Ze liep mee naar de auto. Als enige nog met een kokertje en bel aan de halsband was er dan een tinkel-tinkel achter je aan. Soms zat ze er nog (weer?) als je terugkwam. En dan tinkel-tinkelde ze weer mee naar huis.
Ze kwam je begroeten op de wc. Daar waar ik elke ochtend als eerste heen ga en waar bovendien maar één kat tegelijk in past was ze verzekerd van mijn aandacht.
We keken misschien wat over haar heen soms. Daar waar de grote man Thyrin en de kleine Rhesi duidelijk laten merken dat ze er zijn door eten te jatten en rondjes door het huis te rennen was Suzy meer het meubilair. Een grijs kussen op de stoel. Een harig propje naast je op de bank.

We zijn nu tien dagen verder sinds haar dood.
Bijna voel ik me bezwaard om het te zeggen maar, het went.
Na een week verwacht je geen belletjes meer mee naar de auto.
Het gemis op de wc wordt opgevuld door Rhesi, waar ik elke ochtend bijna opsta omdat hij vanaf vijf uur pontificaal voor de slaapkamer deur gaat liggen.
Maar ze verdient het om gemist te worden.
En een logje te krijgen.
Herinnerd te worden.

Suzy, mijn kleine grijze muisje.

Geen opmerkingen: