dinsdag, maart 11, 2008

Materialistisch gemis.

Na een tijd van vruchteloos proberen en veel gescheurde vloeitjes gaf ik het shagroken op en pafte tot mijn zestiende dure sigaretten. Toen besloot ik het opnieuw te proberen. Ik nam een shagrokend vriendje en liet mij zorgvuldig onderwijzen in de nobele kunst van het uit papier en tabak iets rookbaars bouwen en na een week of wat had ik het eindelijk door.
Ha! Eindelijk meer roken voor minder geld.

Nu ik deze drempel had genomen vond ik mij oud en stoer genoeg voor een heuse Zippo.
Een Zippo is een door het Amerikaanse bedrijf (jawel) Zippo gemaakte benzine aansteker die de gebruker zelf moet bijvullen met speciale (of bij weinig geld met was-) benzine. Het vlammetje gaat pas uit als je het deksel dichtklapt en derhalve is hij zeer geschikt voor winderige schoolpleinen. Men dienst de echte aansteker overigens niet te verwarren met de voor vijf gulden op de markt verkrijgbare namaakprullen. Bij een echte Zippo brand je lont nooit op en heb je een levenslange garantie die je overigens nooit nodig hebt want hij gaat toch niet kapot.

Ik schafte mij een mooi mat (glanzend geeft maar krassen) modelletje aan en liet er de naam van mijn eerste verzorgpaard in graveren. Niet omdat ik nu zo aan dat peerd gehecht was maar omdat ik zijn naam wel mooi vond. Toen Lyka werd geboren liet ik haar naam erbij zetten en toen ik de zippo kwijtraakte kocht ik hetzelfde model opnieuw en liet het wederom graveren. Ik kreeg genoeg van de rode plekken op mijn been omdat ik er standaard teveel wasbenzine in goot (wat dan zo heerlijk dwars door je broekzak heen je been gaat irriteren) en kocht een zakje voor aan mijn riem. Ik studeerde een tijdje op de best manier om een Zippo in en uit dat zakje te krijgen (ondersteboven, zoals elke echte roker weet, anders klapt je klepje om) en droeg het vervolgens nooit meer omdat ik rokken ging dragen waar geen riem aan zat. Ik raakte ook de tweede kwijt en gaf een bak met geld uit aan een derde, die ik dit keer paardennaam onwaardig achtte en met dolfijnen liet graveren. Ik vond de allereerste terug in een lang geleden gewassen en daarna in een tas met oude kleren verwenen broek en hij deed het nog.

En toen werd ik zwanger.
En bande ik alle asbakken, shag, sigaretten en peukjes de deur uit.
Maar niet de Zippo. Die bleef, ongebruikt, het kleine voorvakje van mijn tasje bevolken. Ik vergat hem een beetje, hij kwam pas weer onder mijn aandacht toen ik mijn tasje omdraaide op zoek naar mijn telefoon.
En nu staat hij mij vanaf de bar in de vereniging aan te staren.
Stoer en statig en vol krassen omdat de dolfijnenversie alleen in glanzend te krijgen was.
(Niet dat een matte minder krassen heeft, je ziet ze alleen minder)
Ik probeerde hem.
En hij was leeg.
Niet zo heel verwonderlijk, vijf weken in een tas en benzine en vervliegen en niet bijvullen enzo, maar toch. Hij leekt dood, leeg, verlaten.
En ik mis hem. Om de een of andere reden lijkt het zo zonde om hem te laten verdwijnen in de een of andere la of bak omdat ik nu eenmaal niet meer rook.
Ik zou hem in de tas kunnen laten, voor 'noodgevallen' en leuke meisjes maar ergens doet dat geen recht een de historie van mijn Zippo. Die is voor gebruik, niet voor noodgevallen.
Hij zou, omdat er nu eenmaal een dolfijn op staat, in de vitrinekast kunnen, bij alle andere dolfijnen. Maar dan wordt het een soort museumstuk en nog steeds niet het gebruiksvoorwerp wat hij eigenlijk zou moeten zijn.

Ik zou natuurlijk ook weer kunnen gaan roken...