woensdag, maart 15, 2006

Kopstoot.

Ooit had ik een vriendje. De jongen in kwestie bleek veel minder lief dan op het eerste gezicht gedacht werd en ik brak mijn regel dat mishandelde kinderen die traditie niet voortzetten in hun relaties. Ik deed aangifte, werd angstiger dan ik ooit was en stortte beton op beton op mijn gevoel om te vergeten. Inmiddels ben ik daar, twee jaar na dato, vrij aardig in geslaagd. Ik durf weer met de auto over Leiden naar Amsterdam in plaats van over Utrecht en, hoewel ik nog steeds bepaalde plaatsen mijd waar hij mogelijk zou kunnen verschijnen, zie hem niet meer op iedere straathoek staan.

Ook heb ik vriendin V. Met die vriendin had ik in de tijd van ex k. een goede band, we runden een tijdje samen een winkel en ik bracht bijna meer tijd met haar door dan met mezelf. Tussen toen en nu is het contact af en toe verwaterd en af en toe aangewakkerd, dronken we thee en paste ik op haar dochtertje. Maar nu had ik haar toch al wel een paar maanden niet gezien. Dus vond ik het tijd voor een telefoontje. Gewoon, om eens te vragen hoe het gaat, hoe het leven staat, wat voor werk ze doet en of dochterlief al gegroeid is.

Ergens bij zin twee had ik door dat het toch niet helemaal goed zat. Ze klonk wat afwezig en veraf. En daar kwam het. 'Ty, ik moet je wat vertellen. Misschien kan je er beter even bij gaan zitten.'
Toen ik eenmaal zat werd me verteld dat er een nieuw vriendje was. Tijd om te bedenken wanneer het dan uit was gegaan met het vorige vriendje was er nauwelijks. Er was maar één persoon in ons beider kennissenkring waarvoor het nodig zou zijn dat ik zou gaan zitten. En die bleek het ook, ex k.
Met stomheid geslagen zat ik op de koude treden van de trap buiten de vereniging. Wat moest ik zeggen? Blij voor je? Als jij maar gelukkig bent? Kijk je wel uit, voor jou, voor je kleine meid? Alles wat ik heb meegemaakt met k. weet zij ook. Nadat hij was opgepakt huilde ik uit op haar schouder, logeerde ik in haar huis. Een uur na de aanranding (noot: raar toch, het V. woord krijg ik niet over mijn lippen, zelfs niet op papier) zat ik bij haar in de winkel. De aangiftes, de rechtzaak, ze weet het allemaal. Nog afgezien van dit alles is V. ruim oud en wijs genoeg om voor zichzelf te zorgen en haar eigen keuzes te maken en heb ik daar, logischerwijze, niets over te zeggen.

Dus wat had ik moeten zeggen? Misschien is k. veranderd, het is tenslotte mogelijk. Ook een agressie valt immers wat te doen en ik heb hem, zeer tot mijn geluk, al ruim een jaar niet meer gezien. Toch kan ik me niet onttrekken aan gedachten als 'meid, kijk je wel uit' en 'waar ben je in hemelsnaam mee bezig?' De angst heb ik bewaard tot ik alleen was, nadat ik met de halve vereniging had gepraat en geknuffeld. Twijfels over mijn eigen veiligheid en die van haar wedijveren om belangrijkheid terwijl ik me afvraag of het goed zal gaan tussen hem en haar. Wat als het foutgaat? Maar wat als het goed gaat, en hij trekt bij haar in? Gaat wonen in de stad die ik als thuis heb geadopteerd en waar ik me eindelijk een beetje veilig voel? En dan is daar de vraag: zoek ik vrienden uit die iets met mijn ex'en beginnen, of vriendjes die iets met mijn beste vrienden beginnen?

Geen opmerkingen: