Klaverjassen is het soort spel dat naar mijn mening bij oude mannetjes past, een beetje zoals bridge bij vrouwen van middelbare leeftijd en de countryclub hoort.
Wat klaverjassen vooral niet is, is een spel wat ik vaak zou spelen. Of nu ja, dat dacht ik dus.
MIjn schoonouders kunnen klaverjassen, en omdat schoonpapa verder niet zo thuis is in andere spellen (dat wat ik en Nanne graag doen) werd klaverjassen het tijdverdrijf voor zondagavonden-die-wegens-het-rookverbod-gevuld-dienen-te-worden-met-iets-actievers-dan-alleen-kletsen. Ik had het spel in heel mijn leven twee keer gespeeld. Een keer met, jawel, mijn schoonouders, en een keer met een vriend die vond dat ik, omdat ik het nu eenmaal kende, de juiste persoon was voor een toernooitje. Beide keren waren lang, lang geleden.
Geheel tegen de verwachting in, of misschien juist niet, verloor het vrouwenteam gigantisch, ondanks, of juist dankzij, het feit dat ik tot vervelends toe om uitleg heb gevraagd en zowaar op het eind de juiste keuzes bleek te maken. De mannen hadden hun revanche, en iedereen een fijne avond.
Stiekem denk ik dat ik het niet eens zo erg zou vinden om wat vaker (elke maand ofzo, zodat het vrouwenteam met enige snelheid weer in de grafieken stijgt) bij mijn schoonouders te klaverjassen.
Zolang niemand dat te weten komt, dat is, men moet wat stereotype gevoelens overhouden...
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten